Een stukje leerzame geschiedenis: het Concilie van Trente

Dit is een pastorale brief, geschreven door Mgr. Lefebve (september-oktober 1965)
Op het moment dat sommige tijdgenoten het huidige Concilie zouden willen voorstellen als een contrareformatie, het is te zeggen, het tegenwicht dat in evenwicht zou brengen hetgeen de Hervorming van het Concilie van Trente zou overdreven hebben of te tijdsgebonden zou geweest zijn, is het goed om een stukje geschiedenis onder ogen te brengen dat ons een betere beoordeling van de werkelijkheid geeft.
Enkele hedendaagse geestelijken willen inderdaad uit de specifieke opvatting over de priester ten tijde van het Concilie van Trente de noodzaak afleiden om een nieuw “type priester” te zoeken dat, zeggen zij, evangelischer zou zijn. Een volledig zinloze bewering en één die initiatieven toelaat, die zeer tegenstrijdig zijn met de werkelijke, door de onfeilbare traditie van de Kerk overgeleverde, opvatting van het priesterschap.
Deze pagina’s zijn genomen uit de ‘Histoire de l’Eglise’, gepubliceerd door Flèche en Martin, d. 17, hfst. IX.
De relevantie van het Concilie van Trente
Vierhonderd jaar zijn verstreken sinds het Concilie van Trente en dit Concilie blijft actueler dan ooit. Dit is een gebeurtenis die het verdient om erbij stil te staan, om het historisch belang van deze grote oecumenische vergadering te taxeren. Dit belang kan men bekijken in twee verschillende richtingen, ten opzichte van de voorafgaande eeuwen en ten opzichte van de eeuwen die er op volgden. Voor wat de voorafgaande eeuwen betreft, als men het enorme werk van het Concilie bekijkt, de voorafgaandelijke studies die zij veronderstelt, de opgedane kennis die zij laat zien, leidt dit tot de vaststelling dat het zeer duidelijke verval van de Katholieke Kerk op het gebied van de moraal, niet van dien aard was om schade toe te brengen aan de zuiverheid van de leer. De bisschoppen en de theologen van het Concilie hebben niets te maken met een anti-protestantse reactie. Zij waren door hun leeftijd de tijdgenoten van Luther en Zwingli. De meesten waren ouder dan Calvijn en zelfs ouder dan Melanchton. Zij hadden een universitaire opleiding genoten. Hun tekortkomingen inzake de geschiedenis van de dogma’s waren met name niet groter dan deze van de protestantse revolutionairen. Hun kennis van de Schrift en de patristiek was stevig genoeg opdat de vooruitgang die sinds hun tijd in beide domeinen geboekt is, niet zou toelaten om hen ernstig in gebreke te stellen op één of ander punt…
Katholieke Hervorming of Contrareformatie?
Het was de gewoonte en het is het nog om aan de katholieke Hervorming van Trente de naam Contrareformatie te geven. Deze benaming suggereert een soort historisch drieluik met de volgende opeenvolgende episodes: voor Luther was de Kerk ondergedompeld in een diepe en universele lethargie. De Bijbel is min of meer opgegeven of verkeerd begrepen. De opleiding is gereduceerd tot een oppervlakkig papegaaienwerk en de kerkelijke tucht biedt het aanzicht van een zeer betreurenswaardige verslapping. Met Luther gebeurt een levendige heropleving van de evangelische en bijbelse geest. Tenslotte, door Luther te horen, wordt de katholieke Kerk zich weer bewust van haar plichten, wordt het Concilie van Trente bijeengeroepen en vindt er een herstel plaats dat de naam van Contrareformatie verdient.
Maar een dergelijke visie op de feiten stoot op onweerlegbare tegenbewijzen. W. Maurenbrecher, die in 1880 de geschiedenis van het katholieke herstel beschreef, vermeed reeds het gebruik van het woord “contrareformatie”, welke impliceert dat de lutherse beweging eerst kwam en de katholieke daarna. In 1917 gaf ook de Engelse historicus Hulme terecht zijn werk de naam: “De Renaissance, de protestantse Revolutie en de katholieke Hervorming in het continentale Europa”. Deze wijze van uitdrukken is de enige correcte. Zij zou het trouwens ook zijn, zelfs als zou worden vastgesteld dat de katholieke hervorming na de protestantse revolutie komt, want een revolutie kan geen hervorming zijn, maar een omwenteling. Dat is wat een Franse historicus, dhr. Lucien Fabvre, op zijn beurt heel goed verwoord heeft door aan te tonen dat de woorden “Hervorming, Terugkeer naar de primitieve Kerk” slechts elementen van een mythe waren die de verbeelding van de tegenstanders van de traditionele Kerk bekoorde: “Hervorming, Terugkeer naar de primitieve Kerk”, schreef hij, “waren slechts handige woorden om voor hun eigen ogen de stoutmoedigheid van hun geheime verlangens te verhullen. Wat zij in werkelijkheid wilden, was geen restauratie, maar een vernieuwing. De mensen van de 16e eeuw te voorzien in wat zij verlangden, de enen vaag, de anderen in alle duidelijkheid, te voorzien van een godsdienst die beter aangepast was aan hun nieuwe noden, beter overeenkomend met de gewijzigde condities van hun sociaal bestaan, dat zijn auteurs ervan in meer of mindere mate duidelijk van bewust zijn, dat is wat de Hervorming in feite bewerkstelligd heeft.”
De katholieken van de 16e eeuw hadden dus geen ongelijk om aan de protestanten de naam van “vernieuwers” te geven. Dat is ook de naam die de protestantse Amerikaanse historicus Preserved Smith hen geeft in zijn werk: De eeuw van de Hervorming.
Tussen de twee uitdrukkingen, Hervorming of Revolutie, aarzelt L. Fabvre niet meer dan Ed. Hulme. Ondanks wat ze gezegd en gedacht hebben, waren de “hervormers” revolutionairen en hun opvattingen, die zich uitgaven voor een herstel van het zuivere christendom, niets anders dan “de reactie op de eeuw van de Renaissance” volgens het bekende gezegde van W. Wundt. En het is omdat zij tegemoet kwamen aan zeer wijd verspreide verzuchtingen rondom hen, dat zij de door de geschiedenis vastgelegde successen hebben behaald.
Heeft het Concilie geïnnoveerd?
Maar als men het als een vaststaand feit moet beschouwen dat het protestantisme eerder een revolutie dan een restauratie was, moet men dan niet hetzelfde zeggen van het werk van het Concilie van Trente? Met andere woorden, is de katholieke tridentijnse godsdienst wel degelijk dezelfde als de middeleeuwse godsdienst, dezelfde als de primitieve christelijke godsdienst? Als men inderdaad aan de behoeften van de eeuw van de Renaissance een duistere aanval toeschrijft, die zich in sommige landen vertaalde in de protestantse revolutie, kan men dan ontsnappen aan de conclusie dat analoge behoeften de katholieke Kerk, op zijn beurt, leiden tot aanpassingen, tot leerstellingen, tot gebruiken die eigenlijk ook nieuwigheden waren.
Het is eigenaardig te zien dat deze zienswijze, die botst met onze gebruikelijke manier van denken, reeds geformuleerd geweest is door Ferry in de 17e eeuw, zelfs wat betreft het dogma, en weerlegd is door Bossuet. Dat zal ons toelaten het karakter en de grenzen van de vernieuwingen van het Concilie van Trente aan te geven en bijgevolg om zijn historisch belang vast te stellen op het domein van het dogma. Wij geven inderdaad volledig toe dat het Concilie van Trente vernieuwing heeft gebracht. Waartoe zou het anders gediend hebben?
Deze vernieuwingen zijn nooit gegaan over de inhoud van de christelijke leer, maar over, wat met in de theologie noemt, zijn ontwikkeling. Het is te zeggen de logische gevolgen van de reeds gekende en algemeen erkende dogma’s. Expliciet maken van wat slechts impliciet was, helder van wat duister was, dat is de rol van een Concilie. Daarin laat het de kennis van de leer vooruitgaan. Er is geen enkel Concilie in de geschiedenis, waarvan men niet kan zeggen dat het vernieuwd heeft, want anders zou het tot niets gediend hebben. Maar deze vernieuwing, zoals Newman het zo goed wist te zeggen, is van het soort dat men het kan en moet een evolutie van het leven noemen, en niet van de categorie van wijzigingen die de dood kenmerken. Want “er is geen corruptie als de leer hetzelfde type, dezelfde principes, dezelfde organisatie behoudt. Als het begin de latere fases van de leer doet voorspellen. Als zijn laatste ontwikkelingen zijn oudste uitingen beschermen en deze bewaren. Als zij zijn kracht tot opname en tot herstel bewaart en een krachtige actie van begin tot einde. “
De door het Concilie van Trente doorgevoerde veranderingen vormen dus geen “nieuwe godsdienst”, maar bewarende maatregelen van de oude. Een boom, die groot wordt, is niet meer dezelfde en is toch nog altijd dezelfde. De tridentijnse godsdienst was anders dan de middeleeuwse godsdienst, maar was nog steeds dezelfde godsdienst, in een ander tijdperk. Alles wat wij hier vertellen over het dogma, kan evenzeer gezegd worden over alle andere aspecten van het katholicisme, over zijn moraal, zijn discipline, zijn ascetische en mystieke leer, zijn canoniek recht. En zoals Bossuet ook nog gezegd heeft over de geloofsartikelen, die op het Concilie van Trente geformuleerd werden: Als er meer zijn afgekondigd in Trente, dan is het dat diegene die men heeft moeten veroordelen, meer zaken bewogen hebben en, om geen aanleiding te geven tot het hernieuwen van deze ketterijen, was men genoodzaakt om elke vonk ervan te doven. En zonder hier dieper op in te gaan is het duidelijk dat, als nog maar het kleinste gedeelte van de besluiten van de Kerk afgezwakt wordt, de belofte wordt gelogenstraft en met haar gans de openbaring.
De aard van het belang toegeschreven aan het Concilie van Trente
Bossuet en met hem de katholieke theologie onderscheidt inderdaad duidelijk twee zeer verschillende zaken: de geschiedenis van het Concilie en zijn doctrinair gezag. Zijn geschiedenis heeft verschillende aspecten getoond, onduidelijk, soms grenzend aan het belachelijke. Men heeft de moeilijkheden gezien, die men heeft moeten overwinnen om het bijeen te roepen, de tegenstand, die het niet alleen gekregen heeft van de protestanten, maar ook van sommige katholieke groepen, zelfs hele Kerken, zoals de gallicaanse Kerk. Men heeft in sommige fasen de verdeeldheid gemerkt, die tot uiting gekomen is, en de tussenkomst van de diplomatie in de debatten. Maar van zodra de beslissingen van het Concilie zijn genomen, van zodra, zowel door de pauselijke bekrachtiging als door de eerst stilzwijgende en later zeer expliciete en formele instemming van de universele Kerk het Concilie een oecumenisch karakter heeft gekregen, valt heel deze menselijke kant van zijn geschiedenis in het niets bij de betekenis van zijn decreten.
De theologen, die ze uitgewerkt hebben, behoren tot de meest diverse scholen, thomisten, scotisten, nominalisten, augustijnen, maar, na vaak bewogen, soms stormachtige discussies, zijn ze uiteindelijk overeengekomen over tegelijk soepele en ruime, maar toch precieze en krachtige formuleringen. Zij zijn strikt over het dogma, maar soepel in het laten van de correcte vrijheid voor verschillende meningen. Daarom zijn deze formuleringen een onuitputtelijke bron van studies en meditaties kunnen worden. Men vindt er tegelijk de synthese van de Heilige Schrift en de samenvatting van de christelijke traditie in. Zij zijn de goedgekeurde en onfeilbare commentaar op de Schrift en de traditie. De theologen kunnen er speuren naar elk detail en alle nuanceringen van verzamelen met de zekerheid er enkel het goddelijke in te vinden, of als men dit verkiest, de menselijke vertaling gegarandeerd door de Heilige Geest in persoon. Het is dus een eeuwigdurend voedsel voor het christelijk geloof. En het is ook een bron van geestelijke stichting, waarvan de rijkdom niet kan overschat worden. Dat men het decreet over de erfzonde herleest en er over mediteert, datgene over de rechtvaardiging, dat terecht beschouwd wordt als het meesterwerk van het Concilie. De decreten over de sacramenten waar men de eenvoudigste en sterkste uiting van het katholiek geloof zal vinden, in zoverre zij het idee omhelst van het verlossingswerk als een samenwerking van de goddelijke genade met de menselijke vrijheid, van de oneindige liefde van een God met de armoede en de ellende van de mens. Er is niets efficiënter om de devotie tot het Allerheiligste Sacrament op het altaar en in het Misoffer te voeden, dan de studie van de decreten van het Concilie over deze twee onderwerpen.
Kortom, het Concilie van Trente ligt in de natuurlijke en rechtmatige lijn van alle Concilies die eraan zijn vooraf gegaan. De theologen en Vaders, die er beraadslaagd en gestemd hebben, hadden allemaal een volledige middeleeuwse vorming. Hun denken was een ontwikkeling van het denken van de Middeleeuwen. De evolutie van de ideeën van hun tijd was hen bovendien niet vreemd. Zij hebben de godsdienst niet willen aanpassen en nog minder willen veranderen. Het zou heel gemakkelijk zijn om dit aan te tonen, zelfs zonder dat ze het wilden of zonder dat ze er zich bewust van waren. De geschiedenis van hun debatten is doorslaggevend in dit verband. Het Concilie heeft enkel reeds bestaande en ten minste reeds lange tijd, men zou kunnen zeggen van oudsher, impliciet aangenomen dogma’s gecodificeerd. Het Concilie heeft zich doorgaans systematisch onthouden om controversiële vraagstukken tussen katholieke theologen te beslechten. Het had maar één bekommernis: het optrekken van het indrukwekkende bolwerk van de best gegarandeerde traditie tegenover de protestantse vernieuwingen. Zelfs op disciplinair gebied, waar zijn werk ook aanzienlijk geweest is, hoewel in totaal veel minder belangrijk dan op dogmatisch gebied, heeft het weinig geïnnoveerd. Het heeft nauwelijks meer gedaan dan op vele gebieden reeds spontaan begonnen en op sommige gebieden reeds voltooide hervormingen te veralgemenen.
Het is niet toegestaan eraan te twijfelen dat er in de eerste helft van de 16e eeuw een hele hoop heilige personages waren, die vurig gehecht waren aan het werk van de hervorming, en waarvan de voorbeelden en de inspanningen de weg geplaveid hebben voor de heilzame verbeteringen van het Concilie van Trente. De feiten zelf tonen overduidelijk dat, in de meeste gevallen, de activiteit van deze vrome dienaars van Christus in beweging gekomen is zonder dat de lutherse opstand daar enige invloed op heeft gehad, en dat deze opstand hoogstens de verwezenlijking van de heilige verlangens, waarvan zij vervuld waren, versneld heeft. Daarom mag men zeggen van Italië, zoals overigens ook van Spanje, dat de katholieke hervorming daar werkelijk de protestantse revolutie is voorafgegaan en dat zij wortel heeft geschoten in volle middeleeuwen.
“Gedachte van de maand”
September - oktober 1965