Het bestaan van de menselijke ziel en haar vrijheid

Bron: District België - Nederland

Preek Pater Carlo de Beer, 21 juli 2024 te Utrecht

Dierbare Gelovigen, 

“Het volk zette zich neer om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen”, zo lezen we in het epistel van vandaag dat genomen is uit de eerste brief van de H. Paulus  aan de Korintiërs. … Het lijken gewone dingen te zijn, maar het gaat hier niet om normale dingen, want eraan vooraf gaat: “Wordt geen afgodendienaars!” Het gaat om afgodendienst, waartegen Paulus waarschuwt. En hij verwijst naar Ex. 32, 6: Terwijl Mozes met God in onderhandeling was op de berg, maakte Aäron voor het ongeduldige volk een gouden kalf, dat door hen werd aanbeden.

Heel materialistisch! Terwijl God geest is! Dit is te wijten aan de door de oerzonde veroorzaakte verzwakking, waardoor de menselijke natuur veelmeer op het uiterlijke afgestemd is.

God heeft Zijn best gedaan de mens tot geloof, tot dieper inzicht in de dingen, en tot hogerop te brengen. Menselijke dwarsdenkers zoals Hegel, Feuerbach, Marx, Darwin, Nietzsche, Freud, materialisten, die leren dat de mens slechts stof is, hebben de mens weer met de grond gelijkgemaakt. Mede door hun invloed op onze maatschappij is God nu grotendeels uit het leven gebannen, uit de samenleving, en stilt de mens zijn geluk-honger, die alleen God kan verzadigen, met materie, heel veel materiële dingen. Materiële dingen die de mens wel op de weg naar de eeuwigheid moeten helpen, maar die onmogelijk verzadigend aan die geluk-honger kunnen beantwoorden, omdat die geluk-honger veelmeer geestelijk van aard is, omdat de mens ook en vooral ziel is.

Dat volledig opgaan in materiële dingen is afgoderij in het nieuw heidendom. Daarom klinkt nog altijd het: “Geef ze brood en spelen!” van de Romeise Dichter Juvenalis, kort na Chr., om de gunst van het volk te winnen door de oppervlakkige behoeften van het volk te lenigen.

Oppervlakkig! … Dat is het! En als de mens zich zo al te zeer vereenzelvigt met de materie, en zo bezig blijft, raakt hij inderdaad afgestompt, geestelijk doofstom, Ef. 4, 17-19. Dan kunnen zijn gedachten geen hogere vlucht meer nemen, en weet hij op den duur helemáál niet meer wat zijn einddoel is. 

Wat in ons hart de eerste plaats inneemt, dat is onze god!

De stoffelijke dingen boven God beminnen, de eerste plaats in het leven geven, is dus afgodendienst.

Letten we op! In het gangbaar Nederlands onderwijs aan kleine kinderen wordt de geest in de mens systematisch gedood door de gelijkstelling van mens en dier, dag in dag uit, waaruit noodzakelijk volgt, dat het zingenot de enige levenswet is. Is dat niet misdadig!

De Romeinse Catechismus zegt: “Zoals door het verzet tegen de begeerten de kracht van de ongeregelde, zondige hartstocht wordt verlamd, zo wordt omgekeerd door nederlagen in de strijd tegen deze als het ware God de Heer van de troon van ons hart gestoten en op Zijn plaats het zondige genot geplaatst”. 3, 10, 22 

De gelijkstelling van mens en dier! … Tegelijk, en hoe tegenstrijdig! dweept de mens, dwepen de politici met de waardigheid van de mens en de menselijke vrijheid! Die toch een geestelijke eigenschap is! Waardoor de mens verantwoordelijkheid heeft. Een dier heeft geen verantwoordelijkheid.

Het is ons katholiek geloof dat ons de werkelijke waardigheid van de mens leert. Wat een geluk! We hebben een geestelijke en onsterfelijke ziel, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis!

Mt. 16, 26: Jezus zegt: “Wat baat het de mens geheel de wereld te winnen, indien hij schade lijdt aan zijn ziel”. 

We hebben een ziel. Danken we Jezus voor Zijn woord!

De mens is een redelijk schepsel van God, bestaande uit een onsterfelijke ziel en een sterfelijk lichaam, een samengesteld wezen. Een microkosmos! De mens heeft niet alleen zinnelijke kenvermogens zoals de dieren, maar ook een geestelijk kenvermogen of verstand. Hierdoor is hij ver boven de dieren verheven. De mens heeft méér dan een instinkt, hij heeft een vrije wil!

Innig is de vereniging van ziel en lichaam en toch zijn beide van elkaar te onderscheiden. Het lichaam is sterfelijk en de ziel onsterfelijk. De ziel is geestelijk, een geest, een eenheid, een wezen, dat niet de eigenschappen van de stof heeft, zoals bijv. uitgebreidheid. Zij kan bestaan en werken zonder de stof. Zij is wel het levensprinciep, het levensbeginsel voor het lichaam. Maar bij het afleggen van het lichaam blijft zij voortleven met haar denken, willen en met haar persoonlijke bewustzijn. In haar ligt het natuurlijk verlangen voort te bestaan! Ze is onsterfelijk, kan niet uiteenvallen. De dood geldt alleen voor het lichaam, de dood is een ontbinding, een scheiding tussen de delen, waaruit het lichaam bestaat.

Cicero zei al: “In overeenstemming met alle volkeren, geloven wij dat de zielen blijven voortbestaan”.

En de ziel leeft om later bij de opstanding weer met het eigen, passend lichaam verenigt te worden, en, m.d., niet om naar een ander lichaam te verhuizen. 

Het idee van de reïncarnatie beweert een wedergeboorte van de mens na zijn dood. Deze dwaling loochent niet de onsterfelijkheid van de ziel, maar brengt de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens tot verdwijnen. Deze zelfverlossingsleer maakt trouwens de Verlosser overbodig.

Voor bijv. de Beatles was deze gedachtewereld niet vreemd. Zij hebben deze dwaling door hun liederen verspreid.

Door de film- en muziekindustrie worden nu méér dan ooit boodschappen doorgegeven die vér van christelijk zijn. De mensen zuigen deze dingen op, en de meesten richten hun leven naar de verkeerde opvatting, dat hun zielenheil, wanneer zij dood gaan, niet bedreigd is.

God is geest, God is liefde, l Jh. 4, 8. Naar Zijn beeld zijn wij geschapen. Daarom zijn we, die een geestelijke ziel hebben, tot beminnen in staat. Waardoor we God kunnen beminnen en kunnen bidden.

Tot beminnen in staat! Daarom ook, ik denk aan het huwelijk, door God gewild, moet in de aanloop naar het huwelijk verliefdheid worden tot liefde die er in eerste instantie moet zijn tussen de twee zielen. Van ziel tot ziel. Dat is het beginsel! De basis voor een goed huwelijk.

Zoals al gezegd, helpt de Openbaring ons betreffende onze geestelijk en onsterfelijke ziel: 

Pred. 12, 7: "De stof keert terug tot de aarde, waaruit zij werd, en de geest keert terug tot God, die hem heeft gegeven”

Lc. 1, 47: Maria zegt: "Mijn ziel prijst groot de Heer, mijn geest jubelt van vreugde in God, mijn Redder”.

Mt. 10, 28 "Weest niet bevreesd voor hen, die het lichaam doden, doch de ziel niet kunnen doden”.

Jh 12, 25: "Wie niet te veel opgaat in de wereld, “bewaart zijn ziel voor het eeuwig leven”.

Maar het verstand, een van de twee hogere vermogens van de ziel, helpt ons eveneens. We doen geestelijke dingen. We denken. 

De mens vormt van stoffelijke dingen onstoffelijke, geestelijke begrippen. De informatie komt binnen door de zintuigen en gaat door de zenuwen naar de hersenen, en daar wordt in de verbeelding een beeld afgedrukt, bijv. het beeld van een paard. 

Maar de mens blijft niet bij afzonderlijke voorstellingen, maar verwerkt ze tot algemene begrippen, die het innerlijk wezen van de dingen uitdrukken, bijv.: het begrip paard.

De mens vormt ook begrippen van onstoffelijk dingen.

Hij begrijpt en onderscheidt oorzaak en gevolg, deugd en ondeugd, plicht en recht, toekomst en verleden, tijd en eeuwigheid. Stijgt op tot Oorzaak en Einddoel van alle dingen.

Door het verstand kan de ziel ook in zichzelf keren. Zo komt de mens tot het begrip van zijn eigen ik, het verstandelijk zelfbewustzijn.

De mens heeft een verstandelijke taal, waardoor zijn denken belichaamd wordt.

De mens heeft verstand en is daarom vatbaar voor ontwikkeling. Ook onze voorouders waren uitvinders.

De wil is het tweede hoger vermogen van onze ziel. We vinden in ons ook een geestelijk willen. De mens streeft naar onstoffelijke, geestelijke goederen, die boven het bereik van de zinnen liggen. Waarheid, wetenschap, recht en billijkheid, eer en aanzien, bezit van volmaakt geluk, geestelijke vreugde.

De mens is begaafd met vrijheid. Hij kan besluiten. Kiezen.

Ons innerlijk bewustzijn spreekt ons over die vrijheid. 

Daardoor is de mens, zoals gezegd, verantwoordelijk voor zijn daden. Wanneer een jager in het bos op een medejager heeft geschoten, dan beseft hij heel goed of dat per ongeluk was of niet.

Zonder vrijheid dienen begrippen zoals plicht, deugd en ondeugd, toerekenbaarheid, verdienste en schuld, beloning en straf nergens meer voor.

Wij moeten het talent van de vrijheid goed gebruiken! Bewegen in het goede, waarbij het verstand voorgelicht door het geloof moet leiden. Geloof en genade helpen de orde in de mens te herstellen. De mens moet zijn zinnelijke vermogens onderwerpen aan de geestelijke, waardoor hij mens is.

De mens is geroepen tot de aanschouwing van God in het hiernamaals. Tot die aanschouwing moeten wij ons nu in het leven op aarde voorbereiden. Onze ziel mag geen afgodentempel zijn, maar een gebedshuis, waarin de ware God wordt aanbeden. 

Laten wij dat huis opgeruimd houden door het christelijk leven, door het gebed, het in acht nemen van Gods geboden, het bewaken van de zintuigen, het ontvangen van de Sacramenten, om zodoende het gesjacher van kopers en verkopers, van onze eigen ongeregeldheid, van de wereld en van de duivel buiten te houden. En te leven met God. Amen.