13 Januari: de Doop van Christus

Bron: District België - Nederland

Uit 'Het liturgisch jaar', Dom Guéranger

Het tweede geheim van de Openbaring van de Heer, het geheim van de doop van Christus in de Jordaan, heeft vandaag de bijzondere aandacht van de Kerk. De Emmanuel heeft zich aan de Wijzen geopenbaard, nadat Hij zich had getoond aan de herders; maar deze openbaring heeft plaats gehad binnen de kleine ruimte van een stal in Bethlehem, en de mensen van deze wereld hebben er niets van bemerkt. Met meer uiterlijk vertoon openbaart Christus zich aan de Jordaan. Zijn komst wordt door de voorloper aangekondigd; het volk dat toestroomt naar het doopsel in de rivier is er getuige van; hier is het eerste begin van Jezus' openbaar leven. Maar wie vermag een beschrijving te geven van al het grootse dat er bij deze tweede openbaring gebeurde?

Het mysterie van het water

Evenals de eerste openbaring, zo heeft ook deze tweede het geluk en het heil van de mensen tot voorwerp; maar laat ons de loop van de geheimen volgen. De ster heeft de Wijzen bij Christus gebracht; zij waren vol verwachting, vol hoop; nu geloven zij. Het geloof in de Messias is ontloken in het heidendom. Maar het geloof is niet voldoende om zalig te worden; de smet van de zonde moet eerst door het water worden uitgewist. „Wie gelooft en gedoopt zal zijn, zal zalig worden." (Mk. 16,16) Het ogenblik is dus gekomen voor een nieuwe openbaring van de Zoon Gods, ten einde het grote geneesmiddel te geven, waaraan het geloof de kracht moet ontlenen om het eeuwig leven te bewerken.

Welnu, God had in Zijn eeuwige wijsheid besloten, dat het water het element zou zijn, waaruit het mensdom zou herboren worden. Daarom wordt de Geest Gods ons bij het eerste begin van de dingen voorgesteld zwevend boven de wateren, opdat hun natuur reeds een begin van heiliging zou verkrijgen, gelijk de Kerk dit leert in haar gezangen van de paasnacht. Maar alvorens geroepen te worden tot de vervulling van wat de barmhartigheid beoogde, moest het water ten dienste staan van de rechtvaardigheid tegenover de schuldige wereld. Uitgezonderd één familie [Noah], ging het hele menselijk geslacht, krachtens een schrikwekkend raadsbesluit, ten onder in de golven van de zondvloed.

Toch, op het einde van dit vreselijk toneel verscheen een nieuw voorteken van de vruchtbaarheid waartoe dit element in de toekomende tijd was voorbeschikt. De duif die de ark van het heil een korte poos had verlaten, keerde terug met een olijftak, het zinnebeeld van de vrede, die na de vloed van het water aan de aarde was teruggeschonken. Maar de vervulling van het mysterie, dat was aangekondigd, zou nog lang op zich laten wachten.

In afwachting van de dag waarop dit geheim geopenbaard zou worden, schonk God nog verscheidene andere voorafbeeldingen met het doel Zijn volk in de verwachting te sterken. Zo moest dit volk de wateren van de Rode Zee doortrekken om in het beloofde land te komen; en gedurende deze betekenisvolle doortocht overdekte een nevelkolom tegelijk de opmars van Israël en die zegenrijke wateren, waaraan het zijn redding dankte.

Maar alleen door de aanraking van de ledematen van de Mensgeworden God kon het water deze zuiverende kracht verkrijgen, waarnaar de schuldige mens verzuchtte. God had Zijn Zoon aan de wereld geschonken, niet alleen als Wetgever, als Verlosser, als het Slachtoffer van het heil, maar ook om de wateren te heiligen, en daarom zou Hij, te midden van dit gewijde element, een goddelijke getuigenis van Hem geven en Hem voor de tweede maal openbaren.

Het doopsel van Jezus

Toen Jezus dan dertig jaren oud was, ging Hij naar de Jordaan, die reeds vermaard was door de profetische wonderen, die daar hadden plaats gehad. Het joodse volk, daartoe opgewekt door de prediking van Johannes de Doper, kwam in groten getale om een doopsel te ontvangen dat wel het berouw over de zonde kon verwekken, maar de zonde zelf niet kon wegnemen. Onze goddelijke Koning begeeft zich ook naar de rivier, niet om er de heiliging te zoeken, want Hij is zelf de oorsprong van alle gerechtigheid, maar om eindelijk het water de kracht te schenken een nieuw en heilig geslacht van mensen voort te brengen. Hij daalt af in de bedding van de Jordaan, niet meer om gelijk Josuë droogvoets over te steken, maar opdat de golven van de Jordaan Hem zouden omringen en van Hem die heiligende kracht ontvangen, die zij voor eens en voor altijd aan het element in zijn geheel moesten mededelen. Op het ogenblik dat het heilig hoofd van de Verlosser door de bevende hand van de Voorloper wordt ondergedompeld verkrijgen de wateren, gekoesterd door de goddelijke stralen van de Zon van de gerechtigheid, hun vruchtbaarheid.

Maar aan het begin van een nieuwe schepping moet noodzakelijkerwijze de gehele Drie-eenheid samenwerken. De hemel gaat open; de Duif daalt neer: niet meer een zinnebeeld en voorafbeelding, maar een duif die de tegenwoordigheid te kennen geeft van de Geest van liefde die de vrede geeft en de harten vormt. Zij daalt neer en rust boven het hoofd van de Emmanuel, zwevend boven de mensheid van het Woord en tegelijk boven de wateren die Zijn gezegende ledematen omgeven.

De getuigenis van de Vader

Toch was de Godmens nog niet met genoeg luister geopenbaard; het woord van de Vader moest nog weerklinken over de wateren, en ze in beroering brengen tot op hun diepste gronden. Toen deed zich de stem horen waarvan David had gezongen: “De stem van de Heer klinkt over het water, de donder van de God van de heerlijkheid breekt de ceders van de Libanon, de hoogmoed van de duivelen, dooft de vuurgloed van de hemelse toorn, schokt de woestijn, kondigt een nieuwe zondvloed aan, een vloed van barmhartigheid”(Ps. 28); en deze stem sprak: “Deze is mijn welbeminde Zoon, in Wien Ik mijn welbehagen heb.”

Aldus werd de heiligheid van de Emmanuel geopenbaard door de aanwezigheid van de goddelijke Duif en de stem van de Vader, gelijk Zijn koningschap geopenbaard was door het stilzwijgend getuigenis van de ster. Als het mysterie is voltrokken en het water is bekleed met de kracht van zuivering, komt Jezus uit de Jordaan en gaat de oever op, en volgens de gedachte van de Vader neemt Hij de wereld, herboren en geheiligd, met zich mee, terwijl Hij haar zonden en smetten in de golven achterlaat.